
Efficiënt en energiezuinig ventileren is belangrijk om een aangenaam klimaat te realiseren in ruimtes in gebouwen en op scholen. Voor de covidpandemie was dit al een aandachtspunt, maar sindsdien is een optimale ventilatie alleen maar belangrijker geworden voor gezondheid en comfort. Om de juiste hoeveelheid lucht aan- of af te voeren kun je eenvoudig de luchtcapaciteit meten in een kanaal. In dit blog beschrijf ik de verschillende meetprincipes die hiervoor beschikbaar zijn.
Pitotbuis
Als eerste behandel ik de pitotbuis. Met een pitotbuis die in een kanaal wordt gestoken, wordt een verschildruk opgewekt in de luchtstroming. Het verschil tussen de dynamische en de statische luchtdruk is maatgevend voor de snelheid van de luchtstroming.
Dit is te vergelijken met een groep fietsers die tegen de wind in fietst. De persoon die voorop krijgt vangt alle wind af wat je kunt vergelijken met de dynamische druk. Hoe harder de wind waait des te hoger de druk of weerstand. De persoon die achter hem rijdt, komt in een soort vacuüm wat je kunt vergelijken met de statische druk.
Een pitotbuis is op hetzelfde principe gebaseerd en zowel de statische als de dynamische druk kun je meten en deze vertalen zich in een verschildruk.
De verschildruk is dus bepalend voor de snelheid van de luchtstroming. Vervolgens kun je bepalen wat de oppervlakte van de leidingdoorsnede is als je de diameter weet. (A=π/4 x D2)
Door het vermenigvuldigen van de oppervlakte met de snelheid in m/sec kun je eenvoudig bepalen wat de hoeveelheid lucht is in M3/hr.
Hittedraad
Naast het meten met een pitotbuis kun je ook de snelheid van de lucht meten met een meting gebaseerd op een hittedraad.
Hierbij wordt de hittedraad verwarmd en al naar gelang de luchtsnelheid zal deze afkoelen. De mate van afkoeling is de bepalende factor van de snelheid van de luchtstroming. Hier geldt wederom dat als je de snelheid weet en de oppervlakte kunt bepalen, je vervolgens de capaciteit van de lucht kunt berekenen.
Voor beide meetprincipes kun je bij mij terecht voor advies.